1
Ofchoon wij je de rust gunnen, is ons hart diepbedroefd Je zien lijden, en niet kunnen helpen, dat was voor ons de grootste kwelling.
|
|
2 Als je ‚s nachts naar de hemel kijkt, is het alsof alle sterren je toelachen, omdat ik op eentje ervan lach. Jij alleen hebt een ster die kan lachen!
|
|
3 Weent nicht, ik heb het overwonnen, Be nu vrij van pijn, maar laat mij in zo menig stil uurtje bij je zijn.
|